Chemotherapie is de behandeling van kanker met medicijnen, de zogenaamde cytostatica. Deze cytostatica roepen de ongeremde vermeerdering van cellen een halt toe.
Doel van de chemotherapie is de kwaadaardige cellen zoveel mogelijk te vernietigen, terwijl gezonde cellen zo min mogelijk last ondervinden van de chemotherapie. Kankercellen verschillen in gevoeligheid voor bepaalde cytostatica en daarom wordt vaak gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende soorten cytostatica.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen meer algemene chemotherapie en targeted therapie met gerichte middelen.
Voor een behandeling met cytostatica moet het lichaam in een goede conditie zijn. Dit geldt vooral voor het bloed en dan met name het beenmerg. In het beenmerg worden namelijk de verschillende soorten bloedcellen gemaakt:
laatst bijgewerkt 17 april 2023
Klik hieronder voor meer informatie over:
De plaats van chemotherapie in de behandeling van patiënten met kwaadaardige hersentumoren (gliomen) is de laatste tijd aan het veranderen. Voorheen bestond de behandeling van een dergelijke hersentumor voornamelijk uit operatie en bestraling. Eventuele voordelen van chemotherapie (zoals een langere overleving) zouden ook niet opwegen tegen de verwachte nadelen (bijwerkingen). Deze situatie is sinds een aantal jaren veranderd; chemotherapie maakt deel uit van de standaardbehandelingen van verschillende vormen van het glioom. Voor sommige tumor-types is chemotherapie pas aangewezen wanneer andere behandelingen niet meer werken.
De meest gebruikte vormen van chemotherapie bij hersentumoren zijn:
Specifieke vormen van hersentumoren, zoals lymfomen en kiemceltumoren, worden met andere vormen van chemotherapie behandeld.
Het wordt steeds duidelijker dat niet elke patiënt en elke tumor hetzelfde reageren op chemotherapie. Patiënten met een slechte conditie kunnen intensieve behandelingen, zoals chemotherapie, vaak niet aan en reageren er ook minder goed op. Verder zijn bepaalde kenmerken van de tumor , zoals de histologische diagnose en de graad, bepalend voor de reactie op chemoherapie. De laatste jaren wordt de rol van moleculaire diagnostiek steeds belangrijker: de moleculaire eigenschappen van de tumor bepalen ook mede de gevoeligheid voor chemotherapie, bijvoorbeeld bij het anaplastisch oligodendroglioom.
Het bepalen van de beste (chemo-)therapie is dus maatwerk dat in goed overleg tussen het behandelteam en de patiënt moet gebeuren. Per individu wordt bekeken of chemotherapie raadzaam is en zo ja, welke vorm van chemotherapie in welke dosering is aangewezen.
laatst bijgewerkt 17 april 2023
Patiënten zijn vaak beducht voor bijwerkingen van chemotherapie. Omdat de cytostatica in het bloed terechtkomen, kunnen ze effect hebben op het gehele lichaam. De therapie pakt niet alleen de kankercellen aan, maar ook normale cellen, waardoor de patiënt last kan krijgen van bijwerkingen.
De kans is aanwezig dat een of meer bijwerkingen tijdens de kuur zullen optreden.
Soms is het nodig de volgende kuur even uit te stellen tot het lichaam zich weer hersteld heeft van de voorafgaande kuur. Zijn de bijwerkingen te sterk dan kan het nodig zijn de dosering te verlagen. Dit beslist de behandelend arts. Het is daarom belangrijk alle klachten aan de arts en/of de verpleegkundige te melden.
Minder eetlust en misselijkheid: Veel mensen hebben minder trek tijdens chemotherapie. Soms verandert de smaak. Misselijkheid, variërend van vaag tot fors, komt ook voor. Er zijn medicijnen die dit tegengaan.
Wat kan de patiënt doen?
De patiënt krijgt van de arts een recept voor tabletten tegen de misselijkheid. Neem op de dagen dat chemotherapie moet worden ingenomen, een half uur ervoor een tablet tegen de misselijkheid in. De volgende dagen kan de patiënt als het nodig is nog enkele malen per dag een tablet tegen de misselijkheid innemen. Verder is het mogelijk om misselijkheid tegen te gaan door regelmatig kleine maaltijden te gebruiken. Forceer het eten echter niet. Probeer wel goed te drinken. Sommige mensen vinden koolzuurhoudende dranken lekker tijdens deze periode. Bij aanhoudende misselijkheid kan het verlichting geven om elk uur enkele hapjes koude yoghurt te eten (zonder suiker). Zo nodig kan een diëtiste u adviseren.
Invloed op het beenmerg: Zoals in de inleiding al gemeld, hebben cytostatica invloed op het beenmerg. Dit kan allerlei klachten veroorzaken. Voor alle bloedcellen geldt dat het aantal bloedcellen bepalend is of de patiënt al dan niet door kan gaan met de behandeling. Als het aantal cellen te laag is kan het zijn dat de volgende kuur één of twee weken wordt uitgesteld of dat de hoeveelheid cytostatica wordt verminderd.
Verminderde weerstand tegen infecties: Onder invloed van de chemotherapie is het mogelijk dat het beenmerg (tijdelijk) minder witte bloedlichaampjes produceert. Dit kan tot gevolg hebben dat de weerstand tegen infecties afneemt.
Wat kan de patiënt doen?
Vermijd, indien mogelijk contact met verkouden of grieperige mensen. Het kan zijn dat de patiënt pijn heeft op de plek waar een infectie kan zitten, denk bijv. aan keelpijn of pijn / branderig gevoel bij het plassen. In een dergelijk situatie moet u de arts waarschuwen. Ook als u ‘alleen maar’ koorts heeft. Als u denkt dat u verhoging of koorts heeft, controleer in dat geval uw temperatuur. Neem bij koorts (temperatuur boven de 38.5 C onder de oksel of 39.0 C met een oorthermometer) of bij koude rillingen contact op met de arts. De arts kan beoordelen wat er aan de koorts moet worden gedaan.
Bloedplaatjes: Ook de vorming van bloedplaatjes kan tijdelijk verminderd zijn. Bloedplaatjes zijn belangrijk voor de bloedstolling. Bij een tekort aan deze cellen kan een wondje langer blijven bloeden. Wees daarom extra voorzichtig en probeer verwondingen te vermijden. Als de patiënt toch een wondje krijgt, druk het dan een tijdje stevig dicht. Soms krijgen mensen sneller last van een bloedneus of van bloedend tandvlees. Sommige mensen krijgen kleine rode plekjes in hun huid, zo groot als speldenknoppen. Dit zijn puntvormige bloedinkjes die meteen aan de arts moeten worden gemeld. Andere verschijnselen die voor kunnen komen zijn:
Rode bloedcellen: Deze cellen zorgen ervoor dat de ingeademde zuurstof door het gehele lichaam wordt vervoerd. Bij een tekort aan rode bloedcellen (bloedarmoede) krijgt de patiënt last van duizeligheid, vermoeidheid, bleekheid of koude rillingen.
Irritatie van het bloedvat: Cytostatica via een infuus kunnen de wand van het bloedvat irriteren. Rond of boven de insteekopening van het infuus kan de huid rood worden en hard en of pijnlijk zijn.
Wat kan de patiënt hier zelf aan doen? Vraag, zo mogelijk, de plaats waar u het infuus in laat brengen af te wisselen. Op die manier krijgt het bloedvat de kans zich te herstellen. Ontstaan toch pijnklachten dan kan een verband dat u met water koel en vochtig houdt verlichting geven. Meestal verdwijnen deze klachten vanzelf. Het is wel belangrijk problemen te melden voordat u de volgende toediening krijgt.
Haaruitval: Een behandeling met chemotherapie tegen hersentumoren geeft meestal geen haaruitval. Mocht het toch optreden dan begin dit meestal tussen de eerste en de tweede kuur (bij PCV chemotherapie) en kan gepaard gaan met haarpijn: een prikkelend gevoel op de hoofdhuid.Als het haar dunner wordt bestaat de mogelijkheid tot het aanschaffen van een pruik. Lees meer: pruiken en haarwerken.
Huiduitslag: Soms kan door een allergische reactie op de cytostatica (procarbazine met name) huiduitslag ontstaan. Deze uitslag bestaat uit roodheid en jeuk. Neem in geval van uitslag contact op met de arts.
Vermoeidheid en lusteloosheid: U kunt zich moe, futloos en slap voelen, soms al op de eerste dag van de kuur. Dit is vergelijkbaar met het gevoel na een griep. Vermoeidheid kan tot lang na de behandeling aanhouden.
Wat kan de patiënt hier zelf aan doen? Forceer u zelf niet. Luister naar uw lichaam. Wil uw lichaam rust, neem rust. Probeer bijvoorbeeld ook hulp te regelen voor boodschappen en ander huishoudelijk werk. Neem gewoon niet te veel hooi op uw vork. Plan activiteiten bij voorkeur in de herstelperiode. Door vermoeidheid en slaperigheid kan de reactiesnelheid van mensen die chemotherapie gebruiken verminderd zijn. Dit kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Het is vaak niet duidelijk of de vermoeidheid van de ziekte of van de behandeling komt. Het meest waarschijnlijke is dat het met allebei te maken heeft. U kunt merken dat u tijdens deze behandeling minder energie heeft, sneller vermoeid raakt en emotioneel kunt zijn. Sommige mensen blijven ook na een behandeling en zelfs na genezing van de kanker vermoeid. Als er geen oorzaak voor die klachten te vinden is, dan zult u met uw vermoeidheid moeten leren omgaan. Dat betekent echter niet dat er geen verbetering mogelijk is.
Voor uitgebreide informatie kunt u vragen naar de volgende folders over vermoeidheid.
Invloed op het zenuwstelsel: Vincristine (onderdeel van het PCV chemotherapieschema) injecties (infuus) kunnen invloed hebben op het zenuwstelsel. Dit kan zich uiten in een gevoel van spierzwakte, tintelingen en gevoelloosheid in handen en voeten. Ook kan er door verminderde spieractiviteit in de darmen verstopping optreden. Als deze klachten bij u optreden, geef het dan door aan de arts.
Verandering van het ontlastingspatroon: Houdt het ontlastingspatroon in de gaten.
Verstopping: Pas uw voeding aan, eet vezelrijke producten, zoals bruin of volkorenbrood, groente en fruit. Drink tenminste twee liter per dag. Heeft u langer dan vier dagen geen ontlasting gehad raadpleeg uw arts, zonodig kan deze u een laxeermiddel voorschrijven.
Diarree: Zorg dat u voldoende drinkt, zeker 2 liter per dag. Gebruik per dag ook een paar koppen bouillon en/of tomaten-groentensap. Gebruik vaker per dag kleine maaltijden. Vermijd gasvormende voedingsmiddelen zoals prei, ui en kool. Wees voorzichtig met het gebruik van suiker. Heeft u langer dan 48 uur diarree overleg dan met uw arts.
Anticonceptie, menstruatiestoornissen, minder zin in vrijen: Een behandeling met chemotherapie kan leiden tot veranderingen aan zaad- en eicellen en blijvende onvruchtbaarheid. In geval van zwangerschap kunnen aangeboren afwijkingen bij het kind ontstaan. Cytostatica kunnen worden uitgescheiden in de moedermelk. Daarom wordt het geven van borstvoeding tijdens chemotherapie ontraden. De menstruatie kan van slag raken. Dit kan variëren van een keer overslaan tot het helemaal wegblijven van de menstruatie. Ook langer bloedverlies dan normaal komt voor. Soms ontstaan overgangsklachten zoals opvliegers. Bij vrouwen jonger dan 40 jaar komt de menstruatie vrijwel altijd terug, bij vrouwen boven de 40 jaar kan de menstruatie definitief wegblijven. Het komt vaak voor dat door de vermoeidheid de behoefte aan vrijen afneemt. Ook als gevolg van de bijwerkingen van de chemotherapie kunnen de seksuele gevoelens verminderd zijn. Waar patiënten meestal wel behoefte aan hebben is warmte en tederheid. Er bestaat een folder “Kanker en seksualiteit” uitgegeven door het KWF. Vraag de (neuro-)oncologieverpleegkundige naar deze folder.
Chemotherapie en uitscheidingsproducten: Onder uitscheidingsproducten verstaan we urine, ontlasting, braaksel, drain- en wondvocht. Bij een PCV-kuur zijn er vanaf de start van de kuur tot twee dagen na afloop van de kuur resten chemotherapie aanwezig in uitscheidingsproducten. Chemotherapie kan invloed hebben op gezonde cellen. Daarom kan direct contact van u en anderen met uitscheidingsproducten schadelijk zijn voor de gezondheid. Onder direct contact verstaan we huidcontact met het (opgeloste) middel of contact met uitscheidingsproducten. Braaksel is alleen risicovol als de chemotherapie als tablet, capsule (zoals bij temozolomide) of drank wordt ingenomen en dan tot twee uur na inname. Urine en ontlasting kunnen gewoon door het riool weggespoeld worden, u kunt dus gewoon van het toilet gebruik maken. Extra hygiënische maatregelen worden geadviseerd. In het geval van geslachtsgemeenschap verdient het aanbeveling een condoom te gebruiken. Als u na een kuur op de polikliniek voor vertrek naar huis naar het toilet wilt, dient u de toiletten in de gang van de dagbehandeling te gebruiken. Was bij incontinentie alle kleding en linnengoed zo spoedig mogelijk gescheiden van de andere was.
laatst bijgewerkt 9 september 2019
Chemotherapie is gericht op het doden van snel delende cellen. Dit is voor sommige vormen van kanker heel effectief. Nadeel is dat de chemotherapie niet alleen de tumorcellen aanpakt: ook snel delende cellen in de rest van het lichaam worden beschadigd, waardoor bijwerkingen ontstaan.
De laatste jaren wordt steeds meer bekend over de moleculaire opbouw van hersentumoren en van kanker in de rest van het lichaam. Dit heeft kennis over het erfelijk materiaal (DNA) van tumorcellen en de stoffen in en rond de tumorcellen opgeleverd. Met deze kennis worden steeds meer nieuwe medicijnen ontwikkeld die specifiek gericht zijn tegen bepaalde eigenschappen van de tumor. Deze medicatie wordt daarom wel ‘doelgerichte’ (Engels: ‘targeted’) therapie genoemd.
Bij bepaalde vormen van kanker, zoals leukemie, longkanker, borstkanker en melanoom zijn al belangrijke resultaten geboekt met doelgerichte therapieën. Bij sommige tumoren, zoals melanomen, borstkanker en niet-kleincellige longkanker, kunnen deze medicijnen ook goed werkzaam zijn tegen hersenmetastasen. De medicijnen werken tegen een bepaalde moleculaire afwijking van een tumor; ze werken daarom alleen als de patiënt een tumor heeft die ook deze moleculaire afwijkingen heeft. Doelgerichte therapie is dus ook maatwerk.
Voor de gliomen en andere primaire hersentumoren wordt veel onderzoek gedaan naar doelgerichte therapieën. Eerder onderzoek naar behandelingen die de vorming van bloedvaten in een tumor remmen (angiogenese-remmers) heeft helaas geen verbetering van de overleving van patiënten laten zien. Voor andere doelgerichte therapieën loopt onderzoek, zoals bij hooggradige gliomen met een EGFR-amplificatie, of bij gliomen met een BRAF-mutatie. Deze medicijnen hebben in Nederland echter nog geen standaard-plaats in de behandeling.
laatst bijgewerkt: 6 december 2023